Het gaat al jaren slecht met de scholekster in het Nederlandse Waddengebied, zegt SOVON-medewerker dr. Bruno Ens.
Het gaat al jaren slecht met de scholekster in het Nederlandse Waddengebied, zegt SOVON-medewerker dr. Bruno Ens. Foto: Ingezonden

Scholekster heeft het zwaar in Waddengebied

De scholekster (strânljip) is de Wadvogel die het snelst in aantal achteruit gaat. Dat meldde vogelonderzoeker dr. Bruno Ens van SOVON onlangs op een symposium in Den Helder. "In 1985 overwinterden er 260.000 scholeksters in de Nederlandse Waddenzee, in 2002 nog slechts 175.000. Sindsdien nam de stand gemiddeld vijf procent per jaar af, naar ongeveer 75.000 in 2020."

Als mogelijke oorzaken voor deze achteruitgang noemde Ens zeven ‘drukfactoren’: het voorkomen van invasieve exoten, de schelpdiervisserij, eutrofiëring, klimaatverandering, diepe bodemdaling ten behoeve van de landbouw, menselijke verstoringsbronnen (recreanten, vissers, boten, vliegtuigen) én natuurlijke verstoringsbronnen (roofvogels, landzoogdieren).

“Droogvallende mosselbanken werden rond 1990 vrijwel volledig weggevist, terwijl mosselen voor scholeksters een zeer belangrijke voedselbron vormden.” Naar schatting viervijfde van de achteruitgang was hierdoor te verklaren, berekende Ens.

Het langzame herstel van de droogvallende mosselbanken gaat de laatste jaren echter gepaard met de opkomst van de Japanse oester. Slecht nieuws voor de scholekster. “Daar kunnen ze niets mee, terwijl de Japanse oester wel het voedselaanbod op de schelpdierbanken verlaagt", zegt Ens.

In het voorjaar meest weidevogel

In het broedseizoen zijn de meeste scholeksters weidevogel. Ze voeden zich vooral met regenwormen en emelten. De intensivering van de landbouw verklaart volgens Ens een belangrijk deel van de voortgaande achteruitgang van de populatie na het beëindigen van de mechanische schelpdiervisserij in 2005. Als mogelijke oplossing noemt hij het geschikter maken van de eilandpolders als broedgebied. "Door daar het waterpeil te verhogen krijg je betere omstandigheden. Op de vastewal heb je meer last van roofdieren, daar zal deze maatregel minder helpen."

Zeespiegelstijging en bodemdaling door gaswinning vormen ook een risico voor een deel van de 15 procent van alle scholeksters die op de kwelders broeden. Hun nest kunnen immers overstromen. Maar tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen gevonden voor negatieve gevolgen van bodemdaling voor niet-broedvogels.

Ens is betrokken bij het CHIRP-project, dat de scholeksterstand intensief onderzoekt. In september worden de eindresultaten gepresenteerd. Opvallend in de voorlopige resultaten is de verstoring door de grote Herculesvliegtuigen. Dat effect is volgens Ens “enorm”. Sportvliegtuigjes en straaljagers daarentegen veroorzaken weinig paniek onder de vogels.

Landbouw- en robotmaaiers

Volgens Eelke Jan Wiersma van vogelopvangcentrum De Fûgelpits bij Moddergat moeten er nog twee invloeden worden toegevoegd: grote maai- en andere landbouwmachines én de opkomst van de robotmaaiers.

"We hebben zaterdag een jonge scholekster binnengekregen. Het beestje is in een zeer slechte staat. Ik verwacht helaas dat het niet lang meer te leven heeft. Het jonge dier is geraakt door een robotmaaier! Zo'n handig apparaat die automatisch het gras op de perfecte hoogte houdt. Deze dingen zijn een ramp voor dieren. We krijgen ook vaak egels binnen die geraakt zijn door zo'n maaier."

"En laten we de enorme landbouwvoertuigen ook niet uitpoetsen! Er wordt te snel, en te vaak gekeken naar de vos, kraai of roofvogel wat ons betreft", meldt Wiersma. "Vroeger, toen we nog mooie, gezonde weides hadden, waren de weidevogels talrijk aanwezig. Maar ook de vossen, kraaien en roofvogels. Sinds de landerijen steeds kaler en eenzijdiger werden is het probleem rondom de weidevogels ontstaan. En lijkt alleen nog maar groter te worden", constateert Wiersma.

"Sinds de landerijen kaler en eenzijdiger werden is het probleem voor de weidevogels ontstaan."