Het glas-in-lood-kunstwerk in de voorgevel van het gemeentehuis.
Het glas-in-lood-kunstwerk in de voorgevel van het gemeentehuis. Foto: Actief Media

Hulpvaardigheid, honger, angst en agressie

BUITENPOST – ‘Flitsen uit het dagelijks leven in Buitenpost, tijdens de Tweede Wereldoorlog’ is het recent verschenen, vijfde boek van amateurhistoricus Jasper Keizer uit Buitenpost. Het is niet dik, maar mede dankzij meer dan 200 illustraties en foto’s geeft het een goede inkijk. Hier een selectie, vooral over de laatste oorlogsmaanden.

Op 16 oktober 1944 om zes uur zetten circa 200 Duitse militairen het dorp Buitenpost af: een razzia. 78 mannen worden opgepakt. Op een grote vrachtwagen worden ze weggevoerd naar Glimmen (gemeente Haren) in Groningen. Daar moeten ze graafwerk verrichten voor de Duitsers. De dag kost twee Buitenposters het leven: Keimpe Kooistra (47) en Folkert Smit (36). “De verslagenheid in het dorp was groot”, meldt Keizer. De overigen komen later “ongedeerd” terug.

De school gaat dicht (brandstoftekort). Een maal per week gaan de leerlingen naar meester om les te krijgen. Ze nemen hout of turf mee als brandstof. In de melkfabriek van Augustinusga komt in januari 1945 een noodkeuken, ook vanwege tekort aan brandstof. Elke dag gratis stamppot en op zondag soep. De belangstelling uit de hele gemeente is groot.

Vanaf eind januari vangt (onder andere) Buitenpost honderden vluchtelingen op uit de omgeving van Roermond en Venlo (hun steden liggen in de vuurlinie). Dagboekschrijver Jan Ploeg: "deerniswekkend, al die verdrevenen met hun pakjes, koffers en dekens door de straten te zien trekken.” Pas half mei keren de eersten terug. Hun steden blijken dan grotendeels in puin te zijn geschoten. Een jaar later krijgt Buitenpost van de Limburgers een kunstwerk van glas-in-lood, als dank. Het hangt in het gemeentehuis.

"Jongens van 16, 17 jaar"

Op 8 april 1945 arriveren 150 Duitse militairen in Buitenpost. Ze hebben geen geweren, dragen slechte kleding en hebben honger. Er zijn vrij veel jongens van 16, 17 jaar en oudere mannen bij. Er worden vier woningen voor hen ontruimd. Ook de Christelijke School moet onderdak bieden. Diezelfde 8 april zendt de radio ‘De fles is leeg’ uit: een gecodeerde boodschap aan het verzet, tot sabotage over te gaan: om de terugkeer van Duitse militairen te hinderen en om bruggen te veroveren en te bewaken. Dit om de opmars van de geallieerden te bevorderen.

In de nacht van 9 op 10 april schieten Engelse vliegtuigen twee Duitse auto’s in brand; er vallen een dode, twee zwaar gewonden en vier licht gewonden. Met paard-en-wagen worden ze richting Leeuwarden vervoerd. Bij Quatrebras wordt verder reizen te riskant. De dode wordt ter plekke in de berm begraven.

Op 14 april verzamelen 17 NBS-ers (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) zich in Lutjepost. Ze moeten de brug bij Blauwverlaat ongeschonden in handen krijgen. Ter plekke wordt er geschoten vanaf een schip dat uit oostelijke richting de brug nadert. Daarachter varen nóg 52 gevorderde vrachtschepen. Zo willen de Duitsers via Leeuwarden en Harlingen over Waddenzee en Noordzee naar Duitsland varen.

Maar de NBS heeft een bazooka, een anti-tankwapen (dankzij wapendroppings). Daarmee vuur je vanaf heup of schouder een soort raket af, die door 12 centimeter dik plaatijzer gaat. Dus ook dwars door de scheepswand van het voorste ‘vijandelijke’ schip, de Hunze III. Het schip brandt uit, de Duitsers geven zich over, de brug bij Blauwverlaat is gered!

Op 15 april bevrijden de Canadezen het gehele vasteland van Friesland. “NSB-ers en andere Duitsgezinden” worden in een school aan de Kuipersweg in Buitenpost opgesloten. Op 5 mei is het officieel vrede, maar op de Waddeneilanden wordt daarna (soms) nog (flink) gevochten.