“Meer peildynamiek nodig in de Groote Wielen”
AlgemeenHet Natuurbeheerplan voor de Groote Wielen heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan de biodiversiteit, maar het kan nog beter. Dat vereist vooral meer variatie in het oppervlaktewaterpeil.
Dat schrijft de provincie Fryslân in het nieuwe (tweede) ontwerp-natuurbeheerplan voor de Groote Wielen, het natuurgebied ten noordoosten van Leeuwarden, dat deels ook in de gemeente Tytsjerksteradiel ligt. Het ontwerpplan ligt momenteel ‘ter inzage’ en men kan er op reageren tot en met 5 augustus 2022.
‘Tien doelsoorten’
De uitvoering van het natuurbeheerplan moet ten goede komen aan zeven vogelsoorten: kemphaan, porseleinhoen, rietzanger, kolgans, brandgans, smient en grutto. Ook de meervleermuis, de bittervoorn en de noordse woelmuis moeten kunnen profiteren van het natuurbeheer.
“De opgave voor de noordse woelmuis en de kemphaan is ervoor te zorgen dat het leefgebied in kwaliteit en in omvang toeneemt binnen het Natura 2000-gebied.”
Nog drie soorten
“Naast deze tien soorten is er een ontwerp-aanwijzing voor de kleine modderkruiper en rivierdonderpad. Deze is nog niet definitief door het ministerie van LNV vastgesteld. Ook een aanwijzing voor de otter als doelsoort wordt in de komende periode verwacht. Als deze natuurdoelen zijn vastgesteld wordt onderzocht wat de kwaliteit van hun leefgebied is en hoe die verbeterd kan worden.”
Drie ‘kernopgaven’
In het natuurbeheerplan worden drie ‘kernopgaven’ vermeld:
(1) Zorgen voor voldoende plas-drassituaties voor de noordse woelmuis, de smient en de broedvogels zoals het porseleinhoen en de kemphaan.
(2) Herstellen van grote oppervlakten/brede zones overjarig riet, inclusief waterriet, door het herstel van de natuurlijke peildynamiek en het tegengaan van de verdroging voor de rietmoerasvogels zoals de roerdomp en voor de noordse woelmuis.
(3) Zorgen voor voldoende rui- en rustplaatsen voor watervogels zoals ganzen: dit is inmiddels op orde, meldt de provincie Fryslân.
Waterpeil: meer variatie
Voor de tweede kernopgave blijft de waterhuishouding een knelpunt. Het grootste knelpunt vormt de beperkte peilvariatie in de boezem. Een vast peil heeft tot gevolg dat de oevervegetatie niet goed tot ontwikkeling kan komen. Er zal de komende periode worden geëxperimenteerd met een iets meer fluctuerend boezempeil.
Dit houdt in dat gedurende enkele aangesloten weken in de winter-voorjaarsperiode de gemiddelde boezemwaterstand tot maximaal 0,38 meter onder NAP mag worden opgezet. Daarnaast kan in de zomer de gemiddelde boezemwaterstand gedurende enkele weken uitzakken tot 0,57 meter onder NAP. Beide scenario’s worden alleen ingezet als het kan, dus niet in tijden van extreme regenval of droogte.
Plaggen en maaien
“Deze fluctuatie is beperkt, maar met maatregelen om verdroogde rietlanden te plaggen en te maaien, wellicht voldoende om een betere uitgangssituatie te krijgen voor het herstellen van overjarige rietvegetaties”, verwacht de provincie Fryslân. “Ook liggen er kansen van rietmoeras in polders waar het waterpeil optimaal kan worden ingesteld, zoals polder Wielsicht en de Ryptsjerksterpolder.”
Afkalving oevers
Een tweede knelpunt dat nog niet is opgelost is de afkalving van oevers. De Groote Wielen kent met zijn plassen en brede vaarten relatief veel golfslag. De heersende windrichting (zuidwest-noordwest) veroorzaakt door de golfwerking aan de oostzijde dikwijls natuurlijke afslag. Dit is nog niet opgelost.
“De steile waterkanten bieden weinig mogelijkheden voor oeverbegroeiing. Aan de westoevers van de meren bevindt zich rustiger water; hier kan de oever- en watervegetatie zich beter ontwikkelen. Dit blijft een aandachtspunt, ook in het kader van de KRW (Europese Kaderrichtlijn Water) en de recreatievaart.”