“Niemand wilde iets weten over die rotoorlog”
NieuwsJan Veenstra in Burgum ontving vorige week een bijzondere onderscheiding, het Draaginsigne Gewonden. Het was de eerste keer dat het in Tytsjerksteradiel werd uitgereikt. (Foto: Klaas Rozema)
“Niemand wilde iets weten over die rotoorlog”
Burgumer Jan Veenstra is blij met aandacht voor zijn oorlogsverleden
BURGUM – Twintig maanden zat hij als dienstplichtig militair in Nieuw Guinea. “Weet je wel waar dat ligt?” vroeg zijn broer toen hij hoorde dat zijn in militaire dienst zittende broertje Jan daarheen werd uitgezonden. “Mijn moeder zat met haar hoofd in haar handen en zei alleen maar, ‘wat wil je nou?’ Maar ik had geen keus. Ik moest gaan of de gevangenis in”, herinnert de Burgumer Jan Veenstra zich. De maanden in 1960 en 1961 zou hij het liefst vergeten. De uitreiking van het Draaginsigne Gewonden, vorige week op het gemeentehuis van Tytsjerksteradiel, is een erkenning voor het leed dat de uitzending veroorzaakte.
Door Karoline van den Donker
Meerdere malen keek Jan Veenstra (geboren in 1941) de dood in de ogen. Hij ervoer in Nieuw Guinea wat echte doodsangst is. Hij werd geconfronteerd met gesneuvelde maten en doodgeschoten vijanden. De laatsten bleken ook mensen te zijn. “Ik deed zijn ogen dicht, en toen zag ik het fotootje in zijn borstzak zitten. Met zijn vrouw en kinderen er op”, vertelt Jan diep geraakt.
Er waren ook mooie momenten. Maten die hij hielp overleven tijdens zware tochten door de jungle. Doodsbange mensen die hij beschermde. “Ik was klein en sterk. Zulke spieren”, zegt Jan trots.
Vijftig jaar later weet hij wat het delen van lief en leed betekent in een huwelijk. “Mijn kop wil niet meer. Ik heb mijn hele leven hard gewerkt, maar sinds ik uit het werk ben, heb ik hier last,” zegt hij wijzend naar de zijkant van zijn hoofd.
Jaren hielp hij alle buren, vrienden en bekenden die maar hulp konden gebruiken. “Maar niemand vroeg ooit naar mij. Niemand wilde over die oorlog praten. Ik moest het maar vergeten, zeiden ze.”
Dat was hetgeen hij zelf ook graag wilde. Nog altijd kan hij moeilijk praten over de tijd in Nieuw Guinea. “De deur zit dicht. Maar in zijn kop zit een kogel en dat heeft zo zijn gevolgen”, zei Henk Moorlag bij de uitreiking van het Draaginsigne Gewonden, vorige week op het gemeentehuis in Burgum. Deze voormalige voorzitter van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BNMO) is een goede bekende van Jan Veenstra.
“Ik ben een paar keer zo kwaad geworden op mensen die iets naars zeiden over die tijd”, zegt Jan. “Ik ging door het lint en stond op dat moment echt niet voor mezelf in. Maar daarmee ben ik geen slechte vent! Eigenlijk sta ik mijn hele leven voor iedereen klaar.”
‘Lijden in naam van het vaderland’ heet het officieel. PTSS wordt het sinds 1991 genoemd: Post Traumatische Stress Stoornis, psychische klachten als gevolg van levensbedreigende situaties of angsten die het menselijk gevoel te boven gaan.
Het insigne en de oorkonde doen hem niets. Wel is de erkenning belangrijk van de impact die uitzending naar een oorlog in een ander land heeft op de mensen die ‘daar dingen zien, ruiken en voelen die te naar voor woorden zijn.’ De militairen hebben waardering nodig voor de tijd die diepe sporen achterliet.
“Maar we kwamen terug en niemand wilde iets weten over die rotoorlog”, zegt Jan Veenstra. “We hadden het toch overleefd?”, verwoordt Henk Moorlag als oud-landelijk voorzitter van de Bond van Nederlansche Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers tijdens de uitreiking van het Draaginsigne Gewonden. “We gingen toch weer naar huis? Wel met het gevoel een heel volk in de steek te laten.” Morolag: “Ook partners praten niet gemakkelijk over het ongemak van hun partner. Maar bevestigen en erkenning zijn heel belangrijk voor iemand met PTSS”.
En dus was Jan blij dat zijn vrouw mee ging naar het gemeentehuis om de insigne in ontvangst te nemen, ook al is hij degene die een verleden heeft in Nieuw Guinea. Een verleden waar hij al drie keer naar terugkeerde voor een zesweekse ‘vakantie’. “Ik kwam terug met een kop vol nare gedachten.”