Column: Marije Rent de 8 van Drachten (1)
Sport SportColumn: Marije Rent de 8 van Drachten (1)
In de aanloop naar loopevenement 8 van Drachten pakt redacteur Marije Blacquière (29) haar oude hobby weer op. Hardlopen, daar dacht de moeder van Fenna (3,5) en Hugo (1) geen tijd meer voor te hebben. Maar het doet goed, merkt ze al snel. De komende weken houdt ze u op de hoogte van haar ervaringen.
Onmisbaar
Tevreden kijk ik door de schone ruiten, poetsdoek in de hand. Totdat ze weer verschijnen, snel, strak en deze keer glassexhelder: twee joggende buurvrouwen. Altijd fris en fruitig, vrolijk en vooral consequent in hun trainingen. Het knaagt, keer op keer. Want eigenlijk ben ik ook zo sportief. Echt waar. Alleen is beweging sluitpost op mijn begroting sinds ik een werkende moeder ben met twee jonge kinderen en een man met geregeld avonddiensten.
Hardlopen en zwemmen, ooit bijna heilig, staan nu op een gedeelde laatste plaats met zaken als gitaarspelen, winkelen en borrelen. Er is altijd wel iets belangrijker. Maar diep van binnen weet ik dat het niet klopt. Voor jezelf zorgen is een voorwaarde om dit verrukkelijke, maar drukke leven vol te houden, en voor mij hoort bewegen daar zeker bij.
Het zal anders, besluit ik als een collega me herinnert aan mijn deelname aan de 8 van Drachten, twee jaar geleden – achteraf al met een piepklein Hugootje in mijn buik! Het trainen voor dit loopevenement bracht me destijds veel goeds, en dus trek ik op zaterdagmiddag – nog een beetje aarzelend – mijn hardloopkleren aan. Nog negen weken de tijd om die acht kilometer in de benen te krijgen.
Wegkomen is zo simpel nog niet. Terwijl ik me voorover buig om mijn spieren los te maken, verschijnt er een lachend kleuterkoppie tussen mijn benen. “Mag ik mee?”, vraagt Fenna, haar armen en benen losschuddend. Voorheen was mijn antwoord altijd ‘ja’ en verzandde een hardlooppoging meestal in dribbelen, roepen, fietsje bijsturen en maar weer naar huis. “Nee liefje, mama gaat even alleen”, zeg ik daarom.
“Mag ik dan een ijsje?”, snikt ze. “IJsje!”, roept dreumes Hugo haar na. Sinds papa haar zo’n lekkernij beloofde de laatste keer dat ik alleen wilde lopen, is mijn training en ijs kennelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Manlief schudt zijn hoofd en terwijl de wasmachine piept – zal ik nog éven snel…? – zetten beide kinderen het op een brullen. Zou het mijn innerlijk verzet zijn? Kinderen zijn tenslotte spiegels. “Ga!”, zegt manlief.
Als ik een tikje mistroostig voor ons huis langsloop – eigenlijk heb ik al helemaal geen zin meer – wijs ik nog even onder mijn neus, ten teken dat manlief Fenna’s enorme snottebel moet vegen. Hij ziet me niet. Indribbelend valt mijn oog op een buurvrouw die de was staat op te hangen. Mijn gedachten gaan naar de bergen schone was op onze slaapkamer. Nou ja, één rondje van drie kilometer, dan ben ik ook eigenlijk zó weer thuis.
Maar na een poosje rennen is snel thuiskomen al lang niet meer het doel, en als ik voor ons huis langsren staat Fenna vrolijk voor het raam te zwaaien. Met schone neus. Mama is niet zo onmisbaar als ze soms denkt. Opgewekt plak ik er nog een rondje achteraan.